Tekenen heb ik altijd al gedaan. Het is de basis. Sinds enkele jaren is tekenen terug in mijn leven. Tijdens en na mijn studies voerde beeldende kunst steeds de boventoon, maar tijdens een periode leven en werken in Suriname leek er nieuwe ruimte te ontstaan om weer potlood en papier ter hand te nemen. Ik illustreerde er de kinderverhalen van mijn vriendin Janneke Wijdeveld.
Na terugkomst mocht ik een boek van de Surinaams-Nederlandse schrijfster Carry-Ann Tjong Ayong van tekeningen voorzien: de P van Paramaribo. Met Janneke maakte ik later het kinderboekje ‘Haas en Klein Blauw Vogeltje’, een verhaal over durven vliegen en leren voelen. In 2010 mocht ik deelnemen aan het kunstproject ‘Nijmegen Exposeert’, waarin ik verhalen uit mijn eigen woonwijk ging verzamelen en tekenen. Tussentijds deed ik illustratiewerk in opdracht.
In 2012 begon mijn avontuur als cartoonist. In dat jaar maakte ik in totaal gemiddeld 1 actuele cartoon per week. Ze werden onder andere gepubliceerd op de opiniesite joop.nl. Het becommentariëren van de actualiteit voor een groot publiek was spannend en hilarisch omdat het zoveel reacties opriep. In 2013 werkte ik mee aan het tekenproject ‘De Tekentafel’ van het Centraal Museum in Utrecht. Het draaide om een graphic novel die het museum ontwikkelde. Als tekenaar maakte ik er tekeningen, geïnspireerd door werk uit het museum.
Tegelijkertijd ging ik verder met het tekenen over mijn wijk, de Wolfskuil. Deze volkswijk vormde de inspiratie voor een graphic novel, die ik maakte in samenwerking met een vierkoppige redactie. Het boek Sterke Verhalen uit de Wolfskuil verscheen in 2014. Het betekende de definitieve terugkeer van het tekenen in mijn beeldende werk.